1. Hoe zijn jouw Financiën Ik leen geld. Ik houd een beetje over. Ik kan veel sparen. 2. Werk & School Ik zit op school en heb geen werk nodig. Ik zit op school en ik ben op zoek naar werk. Ik zit op school en ik heb werk. 3. Ritme Ik slaap laat en sta laat op. Ik ga op tijd naar bed en blijf lang op. Ik sta optijd op en ga op tijd naar bed. 4. Thuissituatie Ik heb geen thuis. Ik heb een huis maar we kunnen het eigenlijk niet betalen. Ik heb een veilige plek om te wonen, we kunnen het betalen. Ik heb een veilige plek om te wonen, we kunnen het goed betalen dus er is genoeg geld voor een leuke activiteit. 5. Huiselijke relaties Bij ons thuis is sprake van geweld in huiselijke kring/ kindermishandeling/ verwaarlozing. Ik heb wel eens problemen met vader/moeder/broer/zus gehad maar nu niet meer. Ik word vaak gesteund door mijn vader/moeder/broer/zus. 6. Geestelijke gezondheid Geestelijke noodsituatie Ik doe mijzelf of anderen pijn. Ik heb een geestelijke ziekte maar ben geen gevaar voor mijzelf of anderen. Ik heb lichte kenmerken van geestelijke onrust, deze geven een reactie van stress in mijn leven. Ik ben geestelijk helemaal gezond. 7. Lichamelijke gezondheid Ik voel me meestal niet fit door mijn lichamelijke aandoening. Ik voel me soms fit ondanks een lichamelijke beperking. Ik voel me fit ondanks dat ik een lichamelijke beperking heb. Ik voel me lichamelijk gezond en heb een gezonde leefstijl ( gezonde voeding en voldoende bewegen) 8. Middelengebruik (Drugs) Ik gebruik dagelijks verslavende middelen zoals: Drugs/ roken/ alcohol. Ik gebruik wekelijks verslavende middelen zoals: Drugs/ roken/ alcohol. Ik gebruik maandelijks verslavende middelen zoals: Drugs/ roken/ alcohol. Ik gebruik geen verslavende middelen zoals: Drugs/ roken/ alcohol. 9. Sociaal netwerk Ik heb geen contact met familie en heb geen steunende mensen om me heen. Ik heb weinig contact met familie, bijna geen steunende vrienden. Ik heb soms contact met familie, enkele steunende vrienden. Ik heb voldoende contact met familie, voldoende steunende vrienden. Ik heb alleen maar leuke mensen om me heen. 10. Activiteiten Ik doe geen leuke dingen. Ik doe bijna geen leuke dingen. Ik doe best veel leuke dingen. Ik doe heel veel leuke dingen. 11. Schermtijd Ik kijk per dag ongeveer 8 uur naar schermen van mijn telefoon/laptop/gamen en TV. Ik kijk per dag ongeveer 6 uur naar schermen van mijn telefoon/laptop/gamen en TV. Ik kijk per dag ongeveer 4 uur naar schermen van mijn telefoon/laptop/gamen en TV. Ik kijk per dag ongeveer 2 uur naar schermen van mijn telefoon/laptop/gamen en TV. Ik kijk per dag niet naar schermen van mijn telefoon/laptop/gamen en TV. 12. Sport en beweging Ik sport niet en beweeg eigenlijk te weinig. Ik sport niet maar beweeg wel elke dag minimaal een half uur achter elkaar. Ik sport minimaal 1 keer per week en beweeg elke dag minimaal een half uur achter elkaar. Ik sport minimaal 2 keer per week en beweeg elke dag minimaal een half uur achter elkaar. Ik sport minimaal 3 keer per week en beweeg elke dag minimaal een half uur achter elkaar. 13. Effectieve Zelfontwikkeling Ik probeer geen nieuwe dingen uit. Ik onderzoek welke nieuwe dingen ik ga proberen. Ik weet wat voor nieuwe dingen ik wil proberen dit duurt soms een tijdje. Ik probeer regelmatig nieuwe dingen uit. Ik hou ervan om nieuwe dingen te leren. 14. Sociaal emotioneel Ik voel me vandaag helemaal niet goed en wil niets doen. Ik voel me niet goed maar onderneem wel dingen. Ik voel me wel oké. Ik voel me oké maar onderneem niet zoveel. Ik voel me goed en onderneem veel. 15. Samenwerken Ik werk het liefste alleen. Ik werk het liefst nooit samen. Ik werk niet graag samen maar doe dat wel als het nodig is. Ik werk samen en probeer zelf ook goed op te letten. Ik werk graag samen en doe heel erg mijn best. 16. Grenzen aangeven IK zeg nooit dat ik iets niet leuk vind want ik weet niet wat ik leuk vind. Ik weet wat ik wel/ niet leuk vind maar zeg daar nooit wat van. Ik weet wat ik wel/ niet leuk vind en zeg daar soms wat van. Ik weet wat ik wel/ niet leuk vind en zeg daar meestal wat van. Als ik iets wel/ niet leuk vind zeg ik dat altijd tegen de ander. 17. Voelen Ik heb geen idee hoe ik me voel. Ik heb een beetje het gevoel dat ik weet wat ik voel. Ik weet een beetje wat ik voel en kan daarmee overweg.. Ik weet goed hoe ik me voel maar kan daar niet altijd mee overweg.. Ik weet hoe ik me voel en kan daarmee goed overweg. 6 december 2023 Naam E-mailadres Naam school Time's up